Daevid Allen

Daevid Allen (Melbourne, 13 januari 1938 – 13 maart 2015) was een Australisch musicus. Hij was een belangrijke muzikant in de Canterbury-scene. Hij was mede-oprichter van de bands Soft Machine (1966) en Gong (1967). Allen werd in Melbourne geboren. Daevid was al vroeg enorm geïnteresseerd in muziek. De beperkte mogelijkheden voor een musicus in Australië en het naar zijn gevoel veel te intolerante en repressieve klimaat maakten dat hij in 1960 naar Engeland vertrok. Daar maakt hij kennis met Robert Wyatt, de zoon van de eigenares van het huis waar hij verbleef. Samen met Wyatt en zijn vriend Hugh Hopper, begonnen ze te experimenteren als free-jazz trio. Allen vertrok voor een tijd naar Parijs, waar hij samenwerkte met Terry Riley en William S. Burroughs. Hier ontmoette hij ook Gilli Smyth, een dichteres uit Wales. Bij zijn terugkomst in Engeland in 1966 betrok hij zijn vriend Robert Wyatt bij zijn plannen om een nieuwe band op te zetten. Deze band, Soft Machine, zou de eerste zijn die de algemene interesse voor de muziek uit de koker van Allen opwekte. Allen zou maar kort deel uitmaken van Soft Machine, want na een optreden in Saint-Tropez werd Allen bij terugkomst de toegang tot Engeland geweigerd. Er waren problemen omdat hij bij een eerder bezoek aan Engeland zijn visum niet tijdig verlengd zou hebben. De rest van Soft Machine keerde wel terug en ging zelfstandig verder. In Frankrijk achtergebleven, ging Allen naar Parijs terug. Daar nam hij deel aan de studenterevoltes in 1968. Vervolgens, op de vlucht voor de Franse politie, ging Allen naar Majorca, samen met zijn partner, Gilli Smyth. Hier startte Allen met zijn volgende project: de band Gong. Gong stond voor een wonderlijke mix van allerlei verschillende muziekstijlen, met een hoog psychedelisch gehalte, ingepakt in een eigen fantastische mythologie. Naast Allen en Smyth nam aan Gong ook Didier Malherbe deel, die ze op Majorca tegengekomen waren. Het eerste album was Magick Brother, Mystick Sister (uitgebracht op het BYG-label in 1970). Eind 1973 kregen Daevid Allen en Gilli Smyth een zoon, Orlando Allen. Daevid Allen zou tot en met 1975 bij Gong betrokken blijven. In 1975 kwam er een eind aan de samenwerking toen Allen stelde dat er bij een optreden een krachtveld voor het podium stond dat hem belette op te gaan treden. Vanaf die tijd was Allen met name bezig met allerlei soloprojecten, maar regelmatig ook met nieuwe Gong-projecten. Na 1975 onderging Gong allerlei wijzigingen, ontstonden meerdere Gong-afstammelingen binnen de Gong-familie. De eerste telg waar Allen in deelnam was Planet Gong, een samenwerking met de Britse spacerock-band Here & Now. In 1979 trok Allen naar New York. Hij richtte zich in zijn muziek meer op de nieuwe opkomende stroming, de new wave. Allen bracht een aantal albums uit onder eigen naam. Later zou hij New York Gong oprichten, als voortzetting van de Gong-familie. Begin jaren tachtig ging Allen terug naar Australië. Allen hertrouwde en kreeg een derde zoon, Toby. Hij trok zich tijdelijk terug, bestudeerde allerlei new age-therapieën. In deze tijd componeerde hij zeven monotonale stukken, de Drones. In 1988 ontmoette Allen zijn nieuwe partner in het leven en in de muziek: Wandana Turiya. Hij ging terug naar Europa en onder eigen naam en onder de naam van Invisible Opera Company of Tibet bleef Allen muziek maken. Eind jaren tachtig was Allen weer in Europa. Zijn 50e verjaardag vierde hij tijdens een tour met weer een Gong-afstammeling: GongMaison. 1989/1990 ging Wandana terug naar Australië. Later ging Daevid weer naar haar terug en kregen ze samen nog een kind, Ynis. In 1990 kwam de oude Gong weer tot leven, voortkomend uit GongMaison, en met de originele Gong-drummer Pip Pyle. Daarnaast bleef Allen actief in allerlei solo-projecten en zijn band University of Errors. In 2005 nam Allen een sabbatical in Australië. Het plan was dat hij in 2006 er weer met volle energie tegenaan zou gaan. Daarna werd er echter kanker bij hem geconstateerd. Hij overleed in 2015 op 77-jarige leeftijd.

HvD home