Ludwig van Beethoven

Symphonie no. 1

Symphonie no. 2

Ludwig van Beethoven (Bonn, 15, 16 of 17 december 1770 – Wenen, 26 maart 1827) was een Duitse componist, musicus, virtuoos en dirigent. Zijn stijl sluit direct aan op die van Mozart en Haydn, met wie hij tot de Eerste Weense School wordt gerekend. Hij bracht het classicisme tot voltooiing en leidde de romantiek in. Hij wordt onder de invloedrijkste componisten gerekend. Zijn oeuvre heeft een overheersende invloed gehad op de negentiende-eeuwse muziek. Ludwig van Beethoven was de zoon van de Rijnlandse, keurvorstelijke hofzanger Johan van Beethoven en zijn echtgenote Magdalena Keverich. Zijn grootvader, Lodewijck van Beethoven, kwam uit Mechelen en vestigde zich later in Bonn als keurvorstelijk hofzanger. Deze afkomst verklaart het Nederlandse voorvoegsel van in de naam. En Beethoven duidt mogelijkerwijze op een "oorspronkelijke herkomst van een bietenboerderij". In tegenspraak met deze "voor de hand liggende" etymologie gaat het misschien om het dorpje Bettenhoven (Bettincourt) in Haspengouw.

Symphonie no. 3


Thans deelgemeente van Borgworm in de provincie Luik, in welk geval de etymologie zou verwijzen naar de boerderij van Bettingen (familie Betto). Aan het einde van de vijftiende eeuw vinden we in Kampenhout een zekere Jan van Bettehoven (ca.1485-1571), zevende overgrootvader van de componist. Beethovens vader trachtte, in navolging van Leopold Mozart, van zijn zoon een wonderkind te maken, nadat hij had gemerkt dat de jongen een grote muzikaliteit aan de dag legde. Een moeilijke jeugd waarin armoede een rol speelde en een vader die geregeld dronken was en 's nachts bij thuiskomst – indien hij gezelschap bij zich had – zijn zoon dwong uit bed te komen om voor hen piano te spelen, maakten van Ludwig een somber en wantrouwend mens. Toch kon hij met zijn extraverte karakter ook luidruchtig vrolijk zijn. In 1777 ging Beethoven naar het zogenaamde Tirocinium, een lagere school waar Latijn werd onderwezen. De schoolgang duurde tot 1781. Hij genoot verder geen algemeen vormend onderwijs meer.

Symphonie no. 4


Alle tijd werd nu aan de muziek besteed. De vroege en wat latere jeugd van Beethoven worden redelijk gedetailleerd beschreven in een manuscript dat nagelaten is door het gezin Fischer, dat vanaf 1776 bij de Beethovens betrokken was. Als volwassen man kreeg hij makkelijk ruzie en kon hij onredelijk zijn, zelfs tegenover zijn beste vrienden, maar hij putte zich ook uit om een vriendschap te herstellen als deze door zijn toedoen op de klippen was gelopen. Beethoven nam in 1779 in Bonn lessen bij Christian Gottlob Neefe, een hoforganist, die hem in contact bracht met de werken van Bach, Haydn en Mozart. Op elfjarige leeftijd kon Beethoven Das wohltemperierte Klavier van Bach bijna in zijn geheel uit zijn hoofd spelen en schreef hij zijn eerste composities. Op twaalfjarige leeftijd kon hij al invallen voor Neefe als organist en theaterkapelmeester. In 1781 bezocht hij met zijn moeder Nederland, in het kader van familiebezoek, waarbij hij in Rotterdam en Den Haag optrad voor onder anderen Erfstadhouder Prins Willem V van Oranje-Nassau en diens hofhouding.

Symphonie no. 5


In 1782 verscheen zijn eerste uitgegeven werk: de Dressler-Variationen (WoO 63)[1]. In de editie van 2 maart 1783 van Cramers Magazin der Musik liet Neefe zich lovend uit over Beethoven. In juni van het jaar erop (1784) werd Beethoven, naast Neefe, benoemd tot hoforganist. Zijn salaris bedroeg 150 florijnen (100 Thaler, vergelijkbaar met ca. € 1.450 in 2018). In 1784 componeerde Beethoven op 13-jarige leeftijd zijn allereerste pianoconcert in Es majeur (WoO 4).In 1787 ondernam Beethoven een reis naar Wenen om bij Mozart les te nemen, maar het is niet bekend of de twee elkaar hebben ontmoet. Beethoven moest namelijk halsoverkop terug naar Bonn omdat zijn moeder op sterven lag. Zij overleed op 17 juli 1787. Op 20 november 1789 verliet Beethovens vader het hoforkest. Zijn salaris, 200 Thaler, werd gehalveerd, de resterende 100 Thaler werden voortaan aan Beethoven toegekend voor het onderhoud van zijn broers. In de praktijk ontfermde Beethoven zich over zijn broers vanaf ongeveer 17-jarige leeftijd. Op 2 november 1792 maakte Beethoven zich gereed om naar de Oostenrijkse hoofdstad Wenen te verhuizen. Hij kwam op de tiende in Wenen aan.

Symphonie no. 6


Mozart was elf maanden eerder gestorven. Op 18 december 1792 overleed Beethovens vader. Tussen 1792 en 1794, terwijl hij zich inmiddels definitief in Wenen gevestigd had, nam hij lessen bij Joseph Haydn. Maar tussen de twee boterde het niet erg. Haydn was verbaasd over de 'woede' in Beethovens muziek en deed zelfs een poging om de publicatie van een van diens eerste pianotrio's tegen te houden. Beethoven vond dat hij te weinig leerde bij Haydn en nam in het geheim les bij de componist Johann Baptist Schenk, die een betere leraar bleek, omdat deze fouten uit het werk van Beethoven haalde die Haydn – mogelijk uit gebrek aan interesse – over het hoofd had gezien. Dit zou kunnen suggereren dat Haydn toentertijd de grootte van Beethovens talent niet juist had ingeschat. Op 29 maart 1795 gaf Beethoven zijn eerste openbare concert in Wenen, in het Burgtheater, en speelde daar (waarschijnlijk) voor het eerst zijn eerste pianoconcert. In juli of augustus van hetzelfde jaar verscheen zijn eerste gepubliceerde werk: de pianotrio's opus 1.

Symphonie no. 7


Op 6 oktober 1802 schreef hij zijn 'Heiligenstädter Testament', een testament voor zijn twee broers, Kaspar Karl en Johann, waarin hij zijn wanhoop over zijn toenemende doofheid uitsprak. Hij schreef onder andere dat hij als dove musicus eigenlijk niet meer wilde leven, maar zich verplicht voelde toch in leven te blijven, om zodoende de wereld van zijn composities te laten genieten. Rond 1819 was Beethoven volledig doof. In de periode van juni tot en met oktober 1803 schreef Beethoven de Eroïca, zijn derde symfonie, die hij aan Napoleon opdroeg. Toen Beethoven in 1804 hoorde dat Napoleon zich tot keizer had laten uitroepen, kraste hij de naam van Napoleon zo heftig van het titelblad dat op die plek een gat achterbleef en hij veranderde de opdracht in Sinfonia Eroica, composta per festeggiare il sovvenire di un grand' Uomo ("Heroïsche symfonie, gecomponeerd om de herinnering aan een groot Man te vieren").

Symphonie no. 8


In 1809 speelde Beethoven een spelletje met de Weense adel door een aanstelling als Kapellmeister in Kassel te accepteren. Hij wilde wel in Wenen blijven, maar dan moest de adel hem een vast inkomen garanderen. Op 26 februari kreeg hij het door hem begeerde contract met een jaargeld van 4000 florijnen (30.000 euro). Nu hij een vast inkomen had, ondernam Beethoven, inmiddels 39 jaar oud, stappen in de richting van een huwelijk. Zo schreef hij zijn voormalige secretaris Gleichenstein (die in Freiburg woonde) of deze hem wilde helpen een vrouw te vinden. In mei 1810 vroeg Beethoven Wegeler in Koblenz om een afschrift van zijn doopakte. Dit kan ermee verband houden dat hij in die periode een aanzoek aan Therese Malfatti had gedaan. In mei 1810 leerde Beethoven Bettina, Franz en Antonie Brentano kennen, die op hun beurt bevriend waren met de Duitse dichter Johann Wolfgang von Goethe. Deze stelde via Bettina Brentano voor Beethoven te ontmoeten, waarin Beethoven toestemde. Later dat jaar componeerde hij drie liederen op teksten van Goethe, opus 83.

Symphonie no. 9


Op 12 april 1811 schreef Beethoven voor het eerst aan Goethe en liet hem weten dat hij een exemplaar kreeg van de Egmont-muziek. In juni 1812 vertrok Beethoven naar een kuuroord in Teplitz, bij Karlsbad. Terwijl Beethoven hier verbleef, schreef hij een hartstochtelijke brief aan een anonieme vrouw: de Unsterbliche Geliebte. Omdat de Brentano's de dag ervoor in Karlsbad waren aangekomen, nemen de meeste onderzoekers aan dat de brief aan Antonie Brentano was gericht, al houden enkelen vol dat het Josephine Deym-Brunsvik betrof. Op 14 of 15 juli kwam Goethe in Teplitz aan, waarna hij Beethoven op 19 juli ontmoette. De daaropvolgende week hadden ze dagelijks contact, totdat Beethoven naar de Brentano's reisde en in hun huis in Karlsbad logeerde. In 1813 stelde Beethovens broer Carl een verklaring op dat, mocht hij komen te overlijden (vanwege zijn ernstige tuberculose), hij Beethoven wilde zien als voogd van zijn zoon Karl. Beethoven leende van muziekuitgever Steiner geld om zijn zieke broer en diens vrouw Johanna te ondersteunen.

Symphonie no. 10


Deze lening werd terugbetaald in de vorm van publicatierechten van bepaalde werken, zoals Wellington's Sieg, de zevende en achtste symfonie, strijkkwartet opus 95, vioolsonate opus 96 en het Erzherzogtrio. Na het overlijden van zijn broer op 15 november 1815 ontvlamde een bittere strijd om het voogdijschap van Karl. Vanaf 19 januari 1816 was Beethoven de enige wettelijke voogd over Karl. Karl werd begin februari van zijn moeder gescheiden en op een internaat geplaatst. Vanaf ongeveer september dat jaar begon Beethoven plannen te ontwikkelen om zijn neef bij zich in huis op te nemen. Op 14 oktober werd Beethoven ernstig ziek, het begin van een lange periode van kwakkelen en problemen. In deze periode had hij regelmatig contact met de Philharmonic Society of London, die hem wilde betalen om naar Londen te komen en twee symfonieën te schrijven. Hoewel Beethoven begon met de schetsen van de negende symfonie, zou hij die pas jaren later voltooien. Meer op wikipedia

[1] De aanduiding komt voor bij composities van Beethoven. Deze heeft in zijn leven alleen die composities onder opusnummers geplaatst die hij zelf belangrijk genoeg vond. Dat is de opuslijst. Hij was een uiterst kritisch mens en publiceerde desondanks enige werken die hij kennelijk niet goed genoeg vond om ze een plaats op die opuslijst te gunnen. Na zijn dood hebben Georg Kinsky en Hans Halm, twee onderzoekers, al dat ongenummerde werk verzameld en toch op een lijst gezet: de lijst 'Werke ohne Opuszahl'. Toch was ook deze lijst incompleet en sindsdien zijn er nog vele nieuwe pogingen ondernomen, onder meer door Willy Hess en Giovanni Biamonti. Deze pogingen waren echter minder succesvol, zodat men gewoonlijk achter een Beethovencompositie hetzij een opusnummer, hetzij een WoO-nummer aantreft. Een kleine waarschuwing is op zijn plaats: vooral in de WoO-lijst zijn de nummers niet of nauwelijks in overeenstemming met de chronologie. Men veronderstelle dus beslist niet dat een hoog nummer aangeeft dat het een compositie uit later jaren betreft en een laag nummer dat het een compositie van de jongeman betreft. Het bekendste WoO van Beethoven is "Für Elise", WoO 59.
HvD home