The Cats was een popgroep uit Volendam. Ze bestonden van 1964 tot 1985, zij het met enkele onderbrekingen, en waren van 1968 tot 1975 een van de meest succesvolle bands van Nederland. De bezetting bestond uit Cees Veerman, Piet Veerman, Arnold Mühren, Jaap Schilder, Theo Klouwer en (van 1972 tot 1975) Piet Keizer. Jan Buijs was vanaf de oprichting de manager.
Ze ontwikkelden een oorspronkelijk muziekgeluid dat de naam palingsound meekreeg. Het kenmerkt zich door de dramatiek in de stem van Piet Veerman, de achtergrondzang van de andere leden, de composities van Arnold Mühren en het studiowerk van Klaas Leyen en Wim Jongbloed. De stijl vond navolging bij veel andere Volendamse artiesten, zoals Maddog, Left Side, Next One en vanaf 1977 BZN. Cees Veerman was aanvankelijk de leadzanger en Piet Veerman had deze rol vanaf 1968 voor de A-kanten van de singles. De eerste nummers waren covers of werden buiten de groep geschreven. Daarna kwam steeds meer werk van eigen hand, waaronder de grote hits Lea, Why, Marian, Magical mystery morning, Where have I been wrong, Let's dance en There has been a time. De meest verkochte single is One way wind. The Cats verkochten meer dan dertien miljoen geluidsdragers. 36 singles kwamen in de Top 40 terecht, waarvan vijf op nummer 1 en negentien in de Top 10. In de alltimelijst Top 2000 zijn in de loop van de tijd dertien nummers opgenomen. Meer... |
De band trad op in binnen- en buitenland, waaronder Indonesië, Suriname en op de Antillen. Twee albums werden in de Verenigde Staten geproduceerd door Al Capps. In 1974 was er een optredenstop van ongeveer een jaar. In deze periode brachten drie bandleden soloalbums uit. Na een hervatting van de optredens viel de band in 1979 geheel uit elkaar. Vervolgens was er van 1982 tot 1985 een comeback. In 1994 was er nog een vergeefse poging hiertoe door drie bandleden zonder Piet Veerman. Kort na de eeuwwisseling werden twee tributebands opgericht en vijftien jaar later nog een derde. De formatie (tot 1964) In het midden van de jaren vijftig vormden Cees Veerman (1943-2014) en Arnold Mühren (1944) een zangduo, waarbij ze zich begeleidden op de gitaar. In 1959 trad Veerman als vijftienjarige toe tot de Spoetnik Boys, ook wel de eerste echte rock-'n-rollband van Volendam genoemd. Vervolgens gingen beiden in 1960 op in Electric Johnny & The Skyriders, een skiffleband onder leiding van Jan Buijs (Spruitje). Nadat ze Jaap Schilder (1943) gitaar hadden horen spelen, vroegen ze hem om zich ook aan te sluiten. Schilder vormde toen met zijn neef Piet Veerman (1943, geen familie van Cees) nog het duo The Everly Kosters. Die naam was ontstaan uit de samenvoeging van hun familienaam De Koster met de naam van de toen populaire Everly Brothers. Op voorwaarde dat ze beiden mochten aansluiten, maakten ook zij de overstap. Piet Veerman ging enige tijd later over van slag- naar leadgitaar en Jaap Schilder maakte de omgekeerde beweging. Cees Veerman bleef slaggitaar spelen en Arnold Mühren stapte over naar de basgitaar. Kort erop verlieten de oorspronkelijke bandleden The Skyriders en ging dit viertal verder als The Mystic Four. Omdat de band geregeld optrad, hadden ze behoefte aan een drummer. Dit werd Cees Mooijer (Pluk) die al sinds de start bij The Skyriders had gedrumd. Na korte tijd werd de naam gewijzigd in The Blue Cats, een verwijzing naar hun blauwe modepakken en naar de bijnaam van de leadzanger Cees Veerman, Poes. De manager Jan Buijs Toen de band een versterker nodig had, klopten Piet Veerman en Arnold Mühren voor een lening aan bij hun plaatsgenoot Jan Buijs (Tuf), niet te verwarren met de Skyrider Jan Buijs (Spruitje). Hij was de vriend van de zus van Jaap Schilder en had de band al enkele malen zien optreden. Dankzij drie banen had hij al wat spaargeld opgebouwd. Hij besloot in te gaan op het voorstel van The Blue Cats en zette een bedrag van 3.500 gulden voor ze opzij. De terugbetaling gebeurde uit de verdiensten van de optredens. Hij trok er ook geregeld met zijn brommer op uit om optredens te regelen. Hiervoor gebruikte hij een cassettebandje dat ze tijdens hun repetities hadden opgenomen. Het eerste optreden buiten Volendam was in een café in Heerhugowaard, met een kist bier als beloning. Het binnenhalen van optredens ging Buijs goed af en nog vroeg in het bestaan van de band werd hij hun manager. Deze taak nam hij serieus op door ook andere zaken op te pakken. Vaak wist hij een auto te regelen voor optredens verderop in de provincie. Tevens loste hij de terugkerende problemen met hun drummer op. Mooijer had mede vanwege zijn verloofde weinig ambities om geregeld op pad te gaan voor optredens. Hij had ook al een paar maal gedreigd de band te verlaten. Ondertussen had Buijs Theo Klouwer (1947-2001) al gepolst als vervanger. Klouwer had eveneens bij The Skyriders gedrumd en verder nog voor de Blue Stars en af en toe als invaller van BZN. Toen Mooijer weer eens dreigde de band te verlaten, zag Buijs zijn kans en nam ter plaatse Mooijers drumstel over voor 350 gulden. Hiermee was de wisseling van drummer een feit. In april 1964 schrapte de band het woord Blue uit de groepsnaam; dit wordt gezien als het moment waarop The Cats daadwerkelijk zijn opgericht. Hun eerste optreden onder deze naam en met Klouwer achter de drums vond plaats op Koninginnedag 30 april 1964. Talentenjachten en eerste platencontract Door aan talentenjachten mee te doen, kwamen ze onder de aandacht van artiesten als Imca Marina, Anneke Grönloh en Trea Dobbs, die ze vervolgens tijdens hun optredens mochten begeleiden. Ook gaven ze zelf optredens met covermuziek. In 1965 werd een talentenjacht uit naam van de zeezender Radio Veronica georganiseerd in de latere Soundpush Studio's in Blaricum. Er was echter geen competitie en de uitvoering had meer weg van een auditie op een dorpstoneel. De organisatie lag in handen van Durlacher en Levy van de pionierende muziekstudio Durlaphone uit Amsterdam. De uitvoering van If I didn't have a dime to play the juke-box van Gene Pitney viel in de smaak en leverde The Cats een platencontract op. Van Veronica waren Jan van Veen en Joost den Draayer aanwezig. De laatste memoreerde in 2006 dat hij The Cats toen meedeelde: "Als jullie dat [nummer] gaan opnemen en uitbrengen, ga ik het draaien." Juke-box kwam uit als debuutsingle van The Cats en werd vervolgens ook door Veronica uitgezonden. Toen dit gebeurde, was dit nog zo bijzonder dat in Volendam de machines in de fabrieken werden uitgezet om naar ze te luisteren. Er werd op gehoor ingezongen, waardoor een onjuiste tekst te horen is op de derde single, Ave Maria no morro. Uiteindelijk belandde geen van de singles van Durlaphone in de Top 40. Op dat moment werden ze nog niet uitgebracht op een elpee. In 1972, tijdens de hoogtijdagen, deed Durlaphone dit alsnog op de elpee Collectors classics die met zes nummers slechts aan één zijde afspeelbaar is. Overstap naar Bovema/EMI (1965) Ontevreden over de kwaliteit van Durlaphone schreef Jan Buijs (Tuf) brieven naar een groot aantal platenlabels. Onbekend met de Nederlandse muziekindustrie, richtte hij ze ook aan vijf labels die allemaal toebehoorden aan Bovema (het latere EMI). Deze maatschappij nodigde de band uit om op 4 januari 1966 auditie te doen. Een week later, op 11 januari, werd het contract getekend. Als eerste single bij hun nieuwe platenmaatschappij verscheen What a crazy life. Deze stond vijftien weken in de Nederlandse Top 40 met nummer 14 als hoogste notering. Omdat het nummer geschreven was door Roger Greenaway en Roger Cook, vroeg Bovema dit schrijversduo meer nummers aan te leveren. Drie ervan verschenen op een single, waaronder Sure he's a cat. Hun prille succes leverde hun eerste televisieoptreden op in Moef Ga Ga van Bob Rooyens. De uitzending was echter teleurstellend voor zowel de bandleden als veel Volendammers die vol verwachting aan de televisie gekluisterd zaten. Rooyens had namelijk een kooi met een kat op het podium geplaatst en alleen Cees Veerman was heel kort in beeld. |
De stem van Piet Veerman Bij Bovema kenden The Cats vijf kleine hits op rij en in 1968 waren zij toe aan de opname van Times were when (1968). Piet Veerman zong het nummer op eigen verzoek in. Over deze opnames waren de andere bandleden heel enthousiast, inclusief Cees Veerman die tot dan toe de leadzanger was geweest. Bovema was hier echter op tegen en hield hun de slogan never change a winning team voor. Voor de bandleden was het echter een uitgemaakte zaak, omdat ze Piet Veerman tijdens optredens ook al Vaya con Dios hadden horen zingen, en nummers van Amerikaanse soulzangers als Solomon Burke, Joe Tex en Wilson Pickett. Onder druk van de band werd de single daarom toch ingezongen door Piet Veerman. Times were when betekende de doorbraak en was met een nummer 2-notering hun eerste top 10-hit. Voor de singles was de wisseling van de leadzanger blijvend; wel bleef Cees Veerman de eerste stem leveren voor ongeveer de helft van de nummers op de elpees. Het was het begin van een succesvolle periode, waarin vijf nummers op plaats 1, twee op plaats 2 en vijf op plaats 3 van de Top 40 terechtkwamen. Bij elkaar kwamen 36 singles in deze hitlijst te staan. Piet Veermans stemgeluid werd door Veronica omschreven als "met een traan tussen de stembanden." In een documentaire zette de zanger uiteen, waar volgens hem een stem uit is opgebouwd. Als eerste noemde hij de techniek, die aan te leren is en een basis vormt waaruit een zanger kan putten. Als tweede en derde zijn dat het timbre en de kleur die volgens hem niet te veranderen zijn door de zanger. Als laatste is er nog het gevoel dat de zanger erin legt en in het gunstigste geval door de luisteraar wordt opgepakt. De pen van Arnold Mühren The Cats bouwden een groeiende schare fans op waarvan sommigen hen nareisden tijdens optredens. Toen een van hen, Lia Vertelman, was omgekomen tijdens een verkeersongeval, greep dat Arnold Mühren zo aan dat hij contact zocht met haar moeder. Zij vertelde hem dat ze geregeld Goodbye baby, baby goodbye van The Cats draaide als troost voor het verlies van haar dochter. Het inspireerde hem tot het schrijven van het lied Lea. Om ongewenste publiciteit te voorkomen, sprak hij met haar moeder af dat The Cats het verhaal achter de tekst niet naar buiten zouden brengen. Hierdoor bleef het voor langere tijd verborgen. Toen Lia's moeder in december 2010 overleed, werd in haar handtasje de briefwisseling met Mühren teruggevonden. Lea (1968) werd het eerste nummer op een A-kant dat door een Cat was geschreven. De single werd 174.000 maal verkocht. Mühren schreef het met Piet Veermans stem in zijn gehoor. Tijdens het schrijven hield hij rekening met zijn stembereik, welke woorden hij goed kon brengen en wat hij mooi kon zingen. Zijn liedjes en het stemgeluid van Piet Veerman werden in de volgende jaren bepalend voor het succes van The Cats. Lea werd de eerste nummer 1-hit van de band in Nederland en betekende ook de doorbraak in Vlaanderen, waar het op nummer 6 belandde. Mühren had tijdens reizen vaak een kleine cassetterecorder bij zich waarop hij een melodie infloot die op dat moment door zijn hoofd ging. Later werkte hij die dan verder uit en zette Jaap Schilder de akkoorden eronder. Een volgende hit uit zijn pen was Why (1969). Het was bedoeld als duet voor Piet en Cees Veerman, om te voorkomen dat het publiek dacht dat Cees naar de achtergrond was geschoven. Over de eerste opnames waren The Cats echter niet tevreden en tijdens de tweede poging was Cees ziek, zodat het nummer werd opgenomen door Piet Veerman en Arnold Mühren. Het werd de tweede nummer 1-hit. Nadat Scarlet ribbons dat jaar in de top 3 belandde, leverde Mühren opnieuw een nummer 1-hit aan, Marian. Hierna volgden geen nummer 1-hits meer van zijn hand, maar nog wel de top 3-hits Magical mystery morning (1970), One way wind (1971) en There has been a time (1972). Maribaja (1973) belandde op nummer 6 en werd ook door Mühren geschreven. Succesvolle jaren (1968-1974) Het eerste liveoptreden van The Cats op de televisie, tijdens het Grand Gala du Disque, in februari 1970. Tijdens deze uitzending werden de Edison over 1969 uitgereikt. Mühren was niet het enige bandlid dat hits voortbracht; Piet Veerman schreef de nummer 1-hit Where have I been wrong (1970). Samen met zijn achterneef Evert Veerman (Jash) ontwikkelde hij het gitaarloopje. Omdat het nummer niet op notenschrift stond, speelde Piet Veerman het voor de verandering zelf in tijdens de opnamesessies. Gitaarspel neemt vaker een rol in zijn composities in, zoals ook in het kenmerkende Lonely walk (Take me with you, 1970). Journalist Jip Golstein noemde Veerman de beste instrumentalist van de band en verwonderde zich erover dat Veerman zelf veel minder tevreden was over zijn gitaarspel. Ook scheef hij de nummer 2-hit Let's dance (1972) en samen met Jaap Schilder schreef hij Let's go together (1973), dat op nummer 7 belandde. Van Cees Veerman werd de single The end of the show (1980) een hit op nummer 5. Sinds Times were when (1968) volgde een periode van zeven jaar waarin vrijwel elke single de top 10 bereikte. In het tweede jaar van hun succes ontvingen The Cats de hoogste onderscheiding in de Nederlandse popmuziek, een Edison Populair (1969). Ze ontvingen de prijs uit handen van Mies Bouwman tijdens het Grand Gala du Disque. Diezelfde avond gaven ze hun eerste liveoptreden op de televisie. De grootste hit die de band wereldwijd had, is One way wind (1971). Het was niet alleen de meest verkochte single, maar werd ook nog ongeveer 150 maal gecoverd. Mühren vermoedt dat hij de inspiratie opgedaan had tijdens hun tournee op de Antillen, omdat de bomen daar door de passaatwind allemaal naar dezelfde kant wijzen. Het betekende de doorbraak in Duitsland, waar meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht. In 1973 werd de band voor zijn eigen composities bekroond met een Gouden Harp. Optredens in binnen- en buitenland Op 17 december 1970 hadden The Cats een nieuw contract getekend bij Bovema/EMI, waardoor hun platen sindsdien in 38 landen werden uitgebracht. Het nieuwe contract betekende ook dat The Cats wereldwijd bekend werden en ook naar allerlei verre landen afreisden voor optredens. Door de jaren heen deden ze uiteindelijk negentien landen aan. In maart 1970 reisden ze af naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Op het vliegveld in Suriname stonden duizenden mensen te wachten en The Cats dachten dat er die dag mogelijk een staatshoofd zou landen. Pas daarna ontdekten ze dat de menigte er voor henzelf was. Hun sterrenstatus werd nog eens benadrukt toen ze tussendoor voor een optreden naar Cayenne in buurland Frans Guyana gingen. Op een aankondigingsbord werden The Cats daar gepresenteerd als second best Beatles. Een van de meest memorabele reizen voor The Cats zelf, was het bezoek aan Indonesië in 1971. Bij elkaar gaven ze daar vijftien optredens. In Jakarta traden ze in een stadion tweemaal per avond op voor 16.000 bezoekers per keer. Verder gaven ze optredens en interviews voor radio en televisie en werd door de VARA een documentaire met ze opgenomen. Stemproblemen voor Cees Veerman In 1972 kreeg Cees Veerman problemen met zijn stem en het leek er aanvankelijk op dat hij binnen enkele maanden zou terugkeren. Er is vaak gesuggereerd dat de oorzaak lag in het feit dat hij niet langer de eerste leadzanger was. Veerman ontkende dit zelf en had ook even hard meegeroepen dat Piet Veerman de leadzang moest overnemen van Times were when. Wel had hij grote druk van buitenaf gevoeld. Aanvankelijk was zijn broer Harmen in beeld, maar die wilde Left Side niet kortstondig verlaten voor een tijdelijke rol als tweede leadzanger bij The Cats. De vervanger werd uiteindelijk gevonden in Piet Keizer. Hij was roadmanager van The Cats geweest en was goed op de hoogte van het repertoire. Keizer speelde voor het eerst mee tijdens een optreden in Zwitserland op 2 mei 1972. Cees Veerman kwam pas aan het eind van 1973 terug. Keizer bleef de eerste tijd nog bij de band, die sindsdien uit zes leden bestond. 'Tourneeziekte' Onderling botste het geregeld tussen de bandleden en na de tournee naar Suriname in 1969 waren de spanningen al eens zo hoog opgelaaid, dat de band drie weken uit elkaar lag. Manager Jan Buijs (Tuf) vervulde vaak een rol om de gelederen bij elkaar te houden. Karel Hille, toenmalig Hoofd Promotie bij Bovema, beschreef diens overwicht als volgt: "Als Jan Buijs er niet was geweest, waren The Cats veel eerder uit elkaar gegaan. Niet omdat het zulke moeilijke jongens waren om mee te werken, maar ze waren lastig voor elkaar en lastig voor zichzelf." Verder wist Theo Klouwer de gemoederen vaak met humor tot bedaren te brengen. De onderlinge conflicten zijn door journalist Jip Golsteijn weleens uitgelegd als 'Tourneeziekte'. Hij kende het woord uit het Engels en beschreef het als een "mengsel van verveling en overwerktheid die elke irritatie tijdens lange tournees uitbouwt tot een levensgroot conflict." Conflicten werden niettemin ook steeds weer bijgelegd. Een onenigheid die is blijven beklijven, komt voort uit een opmerking van vader Pé Mühren rond 1968-69. In bijzijn van de moeder van Piet Veerman had hij zich bij de dorpsslager laten ontvallen: "Mijn zoon mag dan wel rustig achteraan staan, bij hem blijft de kassa wel rinkelen." Veerman was hier woedend over. Naar zijn mening stond hij tijdens optredens vol overgave te zingen en verdiende Mühren daar dubbel aan mee. Veerman voelde er daarom steeds minder voor om de liedjes van Mühren te zingen. Bij Mühren kwam dit aan als jaloezie, omdat een schrijver van een goed lied goed gehonoreerd zou mogen worden. In die jaren was het van directe invloed op het roulatiesysteem voor de B-kanten van de singles. Ervoor werden die bij toerbeurt verdeeld. Amerikaanse uitstap (1974-1975) Ondanks de vele hits waren de successen uitgebleven in de Engelstalige landen. In de VS had Bob Mercer van Fantasy Records The Cats jarenlang geplugd. De reactie die hij telkens van diskjockey's kreeg was dat de zangstemmen fantastisch waren, maar de orkestratie uit het jaar 1948 klonk. Daarnaast waren de teksten van The Cats aangekomen als Sinterklaasrijmpjes en als taal van de straat. Ook ontbrak het aan bruggetjes in de nummers. In die tijd had Fantasy Records een grote behoefte aan het vinden van een nieuwe succesvolle popgroep. Feitelijk was er niet meer van overgebleven dan een jazzlabel, nadat hun melkkoe Creedence Clearwater Revival ermee was gestopt. Met de Californische band Redwing hadden ze geen geluk gehad en de hoop was nu gevestigd op The Cats. Van EMI-zijde werd gehoopt dat met een keuze voor een Amerikaanse producer een geluid werd bereikt dat meer bij de Amerikaanse markt paste. Ook maakte het deel uit van het plan om de spanningen binnen de band op te lossen. Dat bestond er bijvoorbeeld ook uit om naar de vroegere situatie terug te keren, waarin repertoire werd gespeeld dat buiten de groep werd geschreven. Onder leiding van Snuff Garrett werd het Amerikaanse werk opgenomen. Als producer en arrangeur voor het nieuwe werk koos hij Al Capps uit. Deze bracht in 1974 in Los Angeles met The Cats en een groep sessiemuzikanten de elpee Love in your eyes tot stand. In maart 1975 volgde ook nog een tweede Capps-elpee, Hard to be friends. Aanvankelijk was het niet de bedoeling geweest om het Amerikaanse werk in Nederland uit te brengen. Uiteindelijk gebeurde dat toch, ondanks het risico dat fans erop zouden afknappen. Het was onder andere popjournalist Jip Golsteijn die de platenmaatschappij in Nederland er op wees het werk wel uit te brengen in Nederland. Optredenstop en soloprojecten The Cats schrokken nogal van de snelle en professionele werkwijze, maar ook van de commerciële en harde aanpak in de VS. Ook hadden de producer en de maatschappij een veel grotere inbreng dan Leyen en Jongbloed in Nederland, waardoor de bandleden zich vaak moesten schikken naar hun wensen. Het nieuwe, Amerikaanse geluid ging voor een aantal bandleden te ver. Op de terugreis deelde Piet Veerman mee dat hij zou stoppen met liveoptredens. Dit kwam voor de anderen als een verrassing. Zo had Arnold Mühren in Californië nog versterkers voor de band gekocht. Piet Keizer liet al in het vliegtuig weten de band te verlaten omdat hij zijn inkomen niet meer zeker zag. Op 19 mei 1974 speelden ze hun afscheidsconcert in Purmerend en daarna werkten ze nog de geboekte concerten af. De stop gold alleen voor optredens in zalen en niet voor de televisie. Ook wilden ze platen blijven uitbrengen. In de week van 1 november verliet Cees Veerman opnieuw de band. Hij was een van de Cats die zich het sterkst tegen de opnames van Capps verzetten en was er daarom ook niet bij toen het tweede Amerikaanse album Hard to be friends (1975) werd opgenomen. Intussen gaf EMI de bandleden de kans om soloalbums uit te brengen. Drie van de leden gingen hierop in. Opdat dit werk niet te veel op The Cats zou lijken, werd dit niet door Leyen geproduceerd. Piet Veerman kwam met het album Rollin' on a river (1975), Jaap Schilder met Stay ashore (1976) en Cees Veerman met Another side of me (1976). Terug op de bühnes (1976-1979) Uit het hele land bleven de aanbiedingen binnenkomen. Vanaf het najaar van 1975 werd daarom besloten om toch tien optredens te gaan doen in grote zalen, zoals in Thialf in Heerenveen, waar het eerste plaatsvond. Cees Veerman had zich inmiddels ook weer bij de groep aangesloten.[25] Voor deze optredens voegden zich nog twee extra muzikanten bij de band: gitarist Evert Veerman (Jash) en toetsenist Jan Keizer (niet BZN). Na de eerste serie van tien volgden nog eens twintig optredens en vervolgens waren The Cats volledig terug in alle zalen. Met de geleidelijke comeback kwam de single met de titel We should be together (1976) uit. De hoogtijdagen bleken echter achter hen te liggen. Alleen Save the last dance for me wist met nummer 6 nog de Top 10 te bereiken. Daarnaast hadden de bandleden stuk voor stuk te maken met psychische klachten. Cees Veerman had al een paar jaar last van depressies en ook Piet Veerman had in deze jaren last van hoge stress. In 1979 bezweek vervolgens Arnold Mühren als derde Cat onder de druk. In de documentaire The story of... verhaalde Piet Veerman: "een mens beseft niet wat erachter zit en door die stress wordt er niets meer geschreven. Het is op." Deze keer besloten ze er geheel mee te stoppen. Officieel werd de band op 27 november 1979 ontbonden. De heruitgave van The end of the show (1980, voor het eerst uitgegeven op Signed by The Cats; 1972) bereikte op de valreep nog een nummer 5-notering. Third life (1982-1985) Chris van Tilburg, een vriend van The Cats, vroeg in 1982 om twee nummers voor hem op te nemen. Het ging om een single met La Diligence en op de B-kant El Paso, gelijknamig aan zijn twee dancings in Heerlen. De single was bedoeld als kerst- en nieuwjaarscadeau voor zijn gasten. Nadat de single op Hilversum 3 was afgespeeld, kwam de roep om hem officieel uit te brengen. Aldus geschiedde en de single bereikte aan het begin van 1983 nummer 11 in de Top 40. Dit viel samen met de documentaire The story of The Cats van Veronica en de top 5-hit voor Next One met hun medley Cats for ever. The Cats besloten een comeback te maken. In deze nieuwe periode werden zes nieuwe singles uitgebracht en de elpee Third life. Bij de bandleden groeide het besef dat ze in de afgelopen jaren erg veel royalty's hadden afgestaan aan EMI. De contracten met Bovema/EMI waren ervoor altijd zonder discussie getekend. Voor de platen betrof dit een vastgestelde periode; het aandeel in de auteursrechten van 33% gold echter voor altijd. Het was hun bijvoorbeeld pas in 1973 gebleken dat er ook rechtstreeks bij Buma/Stemra getekend kon worden. Vanaf Third life brachten ze hun muziek daarom uit via hun eigen productiemaatschappij en lag de distributie in handen van Boni Records. Theo Klouwer ontbrak tijdens de comebacktournee vanwege echtscheidingsperikelen, maar was er wel bij tijdens de tweede tournee in 1985. Deze tweede tournee belastte de zangstem van Piet Veerman zodanig dat die bijna blijvende schade opliep. Het einde In 1985 viel de band opnieuw uit elkaar met Piet Veermans aankondiging definitief te stoppen. De andere leden legden zich er niet bij neer en spanden een vruchteloze rechtszaak tegen de leadzanger aan. Redenen voor hem om ermee te stoppen, waren de voortdurende stress en de belasting voor zijn stembanden. De rechter verwierp dat Veerman eraan gebonden zou zijn om nog een jaar met de andere Cats op te treden. Ook mocht hij tijdens solo-optredens de Cats-banden blijven gebruiken. De rechtszaak bekoelde de onderlinge verstandhouding voor meer dan vijftien jaar. Piet Veerman ging verder met een solocarrière. Twee jaar later had hij een groot succes met Sailin' home, dat in Nederland en België op nummer 1 terechtkwam en in Nederland de best verkochte single van 1987 werd. Naast hem hield alleen Jaap Schilder zich nog enigszins met muziek bezig, al verdiende hij zijn hoofdinkomen weer als metselaar. Arnold Mühren richtte zich voortaan op zijn platenstudio, Cees Veerman ging verder als winkelbediende en Theo Klouwer werd vertegenwoordiger in hi-fi-apparatuur. Comeback in kleinere bezetting en tributebands In 1994 kwamen Veerman (Cees), Mühren en Schilder nog met een nieuwe samenstelling, samen met Jan Akkerman (gitaar) en Flaco Jiménez (accordeon). Hun album Shine on behaalde echter niet het succes van vroeger en de single Poppy bereikte niet eens de Tipparade. Hetzelfde jaar brachten ze ook nog het verzamelalbum The rest of... uit en daarna eindigde het project. Kort na de eeuwwisseling werden twee tributebands opgericht met repertoire van The Cats. Als eerste werd in 2001 de Tribute to The Cats Band opgericht. De band bracht twee singles uit die de Single Top 100 bereikten; verder kwamen nog twee albums in de albumtop terecht. Een ervan, Songs to remember, bereikte nummer 15 en stond 18 weken genoteerd. De band heeft niet alleen covers uitgebracht, maar ook eigen repertoire. De andere tributeband is The Cats Aglow (Band). Cees Veerman trad in 2008 met hen op als gastmuzikant in Carré in Amsterdam. Ze waren toen de ondersteuningsband van de Amerikaanse zanger Willy DeVille. In de jaren erna gaf Piet Veerman meerdere optredens met deze tributeband. Vijftien jaar later werd de Nederlands-Duitse 8-mansformatie The Cats In The House opgericht rond Twente / Nordhorn (D). Hun eerste single Mooie Tied een Twentse versie van Times were when kwam in december 2020 uit als vinylsingle. Reünies en later werk In 2001 werd voor zeshonderd fans een Catstribute georganiseerd. Terwijl Veerman (Cees), Mühren en Schilder aan het slot optraden, kwam Piet Veerman onverwacht vanuit het publiek het podium op en begon hij met zijn vrienden van weleer mee te zingen. De letterlijke omarming was van grote symbolische betekenis en leidde tot grote uitzinnigheid bij het publiek. Vervolgens duurde het nog tot 2006 voordat er weer nieuw werk van The Cats verscheen. Dit gebeurde met het uitbrengen van de cd/dvd Those were the days, waarop naast eerder werk twee nieuwe liedjes stonden: de titelsong en The best years of my life. Op 15 februari 2008 werd de grootste collectie tot dat moment uitgebracht, The Cats 100, een verzamelalbum van 5 cd's. In 2014 verschenen twee verzamelalbums, waaronder Complete, een box met een beperkte oplage van 1.000 stuks, die nagenoeg het gehele werk van The Cats omvat en uit 19 cd's bestaat. |