Gustav Mahler

 Gustav Mahler (Kaliště, 7 juli 1860 – Wenen, 18 mei 1911) was een in Bohemen geboren en in Oostenrijks opgegroeide componist en dirigent van joodse afkomst. Mahler gold als een van de belangrijkste dirigenten van zijn tijd. Hij was actief aan de operahuizen van onder meer Boedapest en Hamburg en aan de hofopera te Wenen. Hij was tevens dirigent van de Wiener Philharmoniker. Als componist wordt hij vooral gezien als een van de laatste vertegenwoordigers van de grote symfonische traditie en als degene die de late romantiek verbonden heeft met de moderne periode van de klassieke muziek, die met name in de Tweede Weense School gestalte kreeg.
Levensloop, werk en invloed
Typerend voor Mahlers werk is de wijze waarop hij zang kon verbinden met instrumentale muziek. Verder maakte hij het aspect klankkleur steeds belangrijker door het tot onderdeel van de muzikale structuur te maken. Het eerste deel van de Negende symfonie is hiervan een goed voorbeeld. Er is verondersteld dat zijn vroege kennismaking met de militaire muziektraditie van de Oostenrijkse muziekkapellen in de garnizoensstad Iglau (Jihlava) de hybride bronnen van zijn muziek heeft beïnvloed.
Mahler onderzocht de symfonische vorm en instrumentatie tot het uiterste; hij schrok er niet voor terug om zeer persoonlijke elementen in zijn muziek te verwerken. Een symfonie zou een 'hele wereld' moeten omvatten, zoals hij het zelf eens aangaf. Deze doelstellingen, die tot grootschalige en langdurige symfonieën leidden, stuitten echter op veel weerstand en onbegrip, niet alleen bij het publiek maar ook bij vakgenoten. Meer...
Mahler voelde zich al vroeg genoodzaakt te dirigeren als broodwinning. Hij werd een zeer gerespecteerde dirigent. Men zag hem in zijn tijd in de eerste plaats als dirigent, niet als componist. Veel van zijn werken zijn gecomponeerd in de vakantietijd, in de zomermaanden. Door de muzikale elite en vooral ook de muziekcritici werd hij niet van harte beloond, waarbij zijn Joodse achtergrond als een negatieve omstandigheid gold. Bekeerd tot het katholicisme was hij uiteindelijk aanvaardbaar als dirigent in Wenen en daarmee kon hij zijn reputatie vestigen. Hij trok zich in de zomermaanden geheel terug in zijn afgelegen 'componeerhuisjes', waar hij zijn symfonieën in alle rust kon schrijven.
Hij verkende de grenzen van de klassieke symfonievorm, maar overschreed die uiteindelijk niet. Zijn houding tot de symfonische vorm heeft zijn gehele leven en tot op heden grote bewondering gekregen, maar ook tegenstand gekend. De meeste van zijn symfonieën zijn groots van structuur, hebben een tijdsduur van minstens een vol uur en doen een beroep op maximale orkestrale middelen. In navolging van de Negende symfonie van Beethoven maakte hij gebruik van zangstemmen in de Tweede, Derde, Vierde en Achtste symfonie en in zijn orkestrale liederencyclus Das Lied von der Erde, die hij ook "eine Sinfonie" noemde. De Achtste symfonie vereist een groot aantal vocale en instrumentale uitvoerenden en wordt daarom wel "Sinfonie der Tausend" genoemd, een benaming die niet van hemzelf stamt. In zijn late werk bracht hij zijn muziek tot aan de rand van de tonaliteit zonder de stap naar de atonaliteit te zetten. De Tiende symfonie bleef onvoltooid, maar diverse musicologen, onder wie Deryck Cooke, hebben er 'uitvoeringsversies' van gemaakt die soms met elkaar concurreren. Dit geldt met name voor de nagelaten schetsen van het vierde en vijfde deel van deze symfonie waarin vrijwel alleen enkelvoudige melodielijnen voorkomen.
In 1892 dirigeerde hij de Duitse première van Tsjaikovski's opera Jevgeni Onegin in de Hamburgische Staatsoper, en in het Londense Covent Garden dirigeerde hij uitvoeringen van Beethovens Fidelio en van Wagners Tristan en Isolde en Der Ring des Nibelungen. Deze optredens werden enthousiast ontvangen.
Mahler maakte ook bewerkingen van symfonieën van Beethoven en Schumann en voerde die zelf uit. Ook voltooide hij, op verzoek van de familie Von Weber, de opera Die drei Pintos van Carl Maria von Weber (première 20 januari 1888 te Leipzig).
In 1902 huwde Mahler met Alma Schindler, die twintig jaar jonger was dan hij. Ze kregen twee dochters, Maria Anna (1902-1907) en Anna Justine (1904-1988), die later beeldhouwer zou worden. Tijdens zijn verblijf in Helsinki in 1907 ontmoette hij Jean Sibelius.
Geloof
Mahler was joods opgevoed, zij het niet orthodox. Dit belette hem niet, om in Iglau in een kerkkoor mee te kunnen zingen. In 1896 bekeerde hij zich tot het katholicisme, ook om aan de vereisten te kunnen voldoen die de geambieerde positie aan de Weense Hofoper stelde. Katholieke invloeden zijn te vinden in onder meer de pinksterhymne Veni Creator Spiritus en 'Blicket Auf Zum Retterblick' (waarin de 'Jungfrau' wordt bezongen) van zijn Achtste symfonie. Ook de Tweede Symfonie (bijgenaamd de verrijzenis) en de Derde en Vierde bevatten christelijke motieven, maar ondanks zijn fascinatie ten tijde van zijn jeugd, zijn aanwijzingen voor een daadwerkelijke katholieke overtuiging er moeilijk in te vinden. Zijn latere werk Das Lied von der Erde wijst eerder op een soort 'pantheïsme', wat ook tot uiting komt in zijn levenslange bewondering voor de natuur.
Decennia na zijn dood verboden de nationaalsocialisten de uitvoering van muziek van joodse componisten en dus ook van zijn werken, ook al was hij katholiek geworden. Ze lieten zijn naam verwijderen waar deze monumentaal was aangebracht.
Overlijden
In 1911 bezocht hij New York, waar hij ziek werd. Terug in Wenen stierf hij na een maand, op 18 mei 1911. Gustav Mahler had gedurende zijn leven veel last van keelontstekingen. Het is zeer waarschijnlijk dat hij gestorven is aan een (erfelijke) hartklepziekte, die in de laatste fase van zijn leven werd gecompliceerd door een infectie van de hartklep (endocarditis) door de streptokokkenbacterie, die vastgesteld werd door het afnemen van een bloedkweek tijdens een van zijn reizen in de Verenigde Staten. Vóór het ontdekken van antibiotica betekende de diagnose endocarditis dat iemand nog maar kort te leven had. Deze geschiedenis is gedetailleerd beschreven.
Mahler en Nederland
Op uitnodiging van Willem Mengelberg dirigeerde Mahler in 1903, 1904, 1906 en 1909 het Concertgebouworkest in Amsterdam bij de uitvoering van eigen werk. Mahler, die de reputatie genoot een lastig en despotisch dirigent te zijn, was vol lof over het orkest en zijn dirigent. Via Mengelberg raakte hij bevriend met Alphons Diepenbrock die hij 'een interessante Hollandse musicus' vond die "eigenartige (intrigerende) kerkmuziek" schreef.
Mahler heeft Sigmund Freud tijdens diens verblijf in Leiden bezocht om over de oorzaken van zijn slechte huwelijk te praten. Tijdens hun wandeling door de Breestraat op 10 augustus 1910 zou Freud hem gezegd hebben dat hij in elke vrouw zijn moeder zocht. Op 24 augustus daaropvolgend zou hij met Sigmund Freud een lange wandeling naar Leiden gemaakt hebben vanaf het strand bij Huis ter Duin in Noordwijk aan Zee.
Op 9 maart 1912 speelde het Concertgebouworkest de Nederlandse première van Mahlers Achtste symfonie. Op hetzelfde moment werd er door de Nederlandse consul in Wenen een krans gelegd op Mahlers graf, 'ten teken van de liefde, verering en dankbaarheid van zijn Amsterdamse vrienden'.
In 1920 organiseerde de artistiek directeur van het Concertgebouw, Rudolf Mengelberg, een Mahler-feest ter gelegenheid van het 25-jarig dirigeerjubileum van zijn neef Willem.
In Nederland in de Tweede Wereldoorlog was de muziek van Mahler door het verbod van de nazi-bezetters niet in het openbaar te horen. Ook Willem Mengelberg, die zijn vriend en een groot voorvechter van zijn muziek geweest was, protesteerde niet en dirigeerde vanaf 1940 zijn muziek niet meer.
Postuum
Dankzij Mengelberg en andere bevriende dirigenten als Bruno Walter en Otto Klemperer en, na de Tweede Wereldoorlog de Amerikaanse dirigent Leonard Bernstein, groeide langzaam de waardering en belangstelling voor het oeuvre van Mahler. Tegenwoordig hebben zijn werken een vaste plaats in de programmering van menige concertzaal en in het concertrepertoire van elk symfonieorkest.
Hij wordt daarbij beschouwd als de directe voorloper van Arnold Schönberg, Alban Berg (deze componist werd sterk beïnvloed door Gustav Mahlers unieke instrumentatie) en Anton Webern.
Drie huisjes waarin hij zomers componeerde zijn nu ingericht als kleine musea. Dat zijn de huisjes aan de Attersee, aan de Wörthersee en nabij het Trenkenhof.
Verder is er nog het Gustav Mahler-Museum in Hamburg.

website
HvD home