Nikolaj Andrejevitsj Rimski-Korsakov (Russisch: Николай Андреевич Римский-Корсаков) (Tichvin, 18 maart 1844 – landgoed Ljoebensk (bij Loega), 21 juni 1908) was een Russisch componist, muziekpedagoog en dirigent. Rimski-Korsakov werd geboren in een adellijke familie en kreeg als onderdeel van zijn opvoeding muziekonderricht. Op twaalfjarige leeftijd werd hij lid van het zeekadettencorps en vanaf 1862 ging hij als marineofficier drie jaar op wereldreis. Al in 1861 leerde hij de componist Mili Balakirev kennen, die zijn groeiende liefde voor de muziek versterkte en hem overhaalde een echte muziekstudie te gaan volgen.
In 1865 leidde Balakirev de première van Rimski-Korsakovs eerste symfonie. Het succes van het symfonisch gedicht Sadko en zijn eerste opera Het meisje van Pskov waren voor Rimski-Korsakov aanleiding om de marine te verlaten. Hij werd inspecteur van de Russische marinierskapel (tot 1884) en in 1871 werd hem gevraagd hoogleraar compositie en instrumentatie aan het Conservatorium van Sint-Petersburg te worden. Zelf dacht hij hiervoor niet geschikt te zijn door gebrek aan professionele scholing. Zijn vrienden van het Machtige Hoopje overtuigden hem ervan deze aanstelling te accepteren. Later gaf hij aan dat hij veel moest bijstuderen om zijn studenten voor te blijven. Veel belangrijke Russische componisten kregen bij hem les, onder wie Anatoli Ljadov, Anton Arenski, Aleksandr Glazoenov, Nikolaj Mjaskovski, zijn schoonzoon Maximilian Steinberg, Igor Stravinsky en Sergej Prokofjev. Hij onderwees ook Ottorino Respighi tijdens diens verblijf in Sint-Petersburg en hij had grote invloed op de Vlaamse componisten Paul Gilson en August De Boeck, die regelmatig contact met hem hadden.
Van 1874 tot 1881 was Rimski-Korsakov tevens directeur en dirigent van de muziekschool, van 1883 tot 1894 plaatsvervangend directeur van de hofzangerskapel en van 1886 tot 1900 dirigent van de Russische symfonieconcerten die de muziekuitgever en mecenas Mitrofan Petrovitsj Beljajev in Sint-Petersburg organiseerde. Ook in het buitenland trad hij succesvol op als dirigent. Hij was lid van de door Balakirev opgerichte groep "Het Machtige Hoopje" van vijf componisten (met ook Borodin, Moessorgski en Cui), die onder invloed van de ideeën van Vladimir Stasov een nationalistische Russische muziek voorstonden. Hij zette zich belangeloos voor zijn vrienden in. Zo voltooide, bewerkte en instrumenteerde hij werken van Aleksandr Dargomyzjski (De stenen gast), Borodin (Vorst Igor) en Moessorgski (Boris Godoenov, Chovansjtsjina, Een nacht op de Kale Berg). In de jaren 1874-1880 realiseerde hij zich dat hij kennis ontbeerde door zoveel tijd te geven aan de ontwikkeling van Russische muziek. Door veel zelfstudie en stimulerende contacten met Tsjaikovski wist hij zijn niveau te verbeteren tot professionele hoogte. Dit leidde onder andere tot een flinke herziening van zijn uit 1865 daterende 1e symfonie, in 1884. Zijn werk aan het conservatorium moest hij na de revolutie van 1905 onderbreken, vanwege zijn sympathieën voor de revolutionaire studentenbeweging, maar in 1907 mocht hij weer in zijn oude aanstelling verder werken.
Aan het eind van zijn leven leed Rimski-Korsakov aan angina pectoris. Hij overleed in Ljoebensk in 1908, en werd ter aarde besteld op de Tichvin-begraafplaats bij het Alexander Nevski Klooster in Sint-Petersburg.
Ook zijn kleinzoon Georg Michajlovitsj Rimski-Korsakov was componist.