Tom Waits

 Tom Waits (Pomona (Californië), 7 december 1949) is een Amerikaans zanger, componist, schrijver en acteur.
Zijn stem kan omschreven worden als een lage, rauwe, bijna grommende stem, en soms hees als een fluisterzanger.
Hij werkte eerst voornamelijk in een jazzy stijl, maar zijn muziek vanaf de jaren tachtig weerspiegelt meer invloeden van blues, rock, vaudeville, theatermuziek en experimentele genres. Zijn teksten weerspiegelen de onderkant van de maatschappij, zij gaan over dronkaards, hoeren, junkies, voyeurs en andere drop-outs. Volgens zijn vrouw Kathleen Brennan maakt Waits maar twee soorten liedjes, grand weepers en grim reapers (tranentrekkers en magere heinen), een verdeling die enigszins parallel loopt met zijn Asylum Records-periode en zijn Island Records-periode.
Ondanks een beperkt commercieel mainstream succes, heeft Waits veel muzikanten beïnvloed en een internationale cult-aanhang gekregen. Bob Dylan, die zelf een grote invloed had op de jonge Waits, verklaarde dat Waits een van zijn "geheime helden" was. Zijn songs zijn door vele artiesten gecoverd, Rod Stewart had nummer 1-hits met "Downtown Train" en "Tom Traubert's Blues", en er zijn verschillende biografieën over hem geschreven. In 2015 werd hij gerangschikt op nummer 55 op Rolling Stone's "100 Greatest Songwriters of All Time". In 2011 werd hij opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Meer...
Hoewel Waits ook een filmcarrière heeft, is hij toch voornamelijk musicus, gekarakteriseerd door zijn rockstem, zijn sterke persoonlijkheid en theatrale aanwezigheid op het podium, en de late night smoky bars-humor van zijn teksten ("I'd rather have a full bottle in front of me than a full frontal lobotomy").
Tijdens zijn optredens gebruikt hij vele verschillende vormen. Soms zingt hij door een megafoon, of hij zet op onnavolgbare wijze zijn hoed scheef en gooit wat confetti in de lucht ("Fall out of a window with confetti in your hair"). Hoewel zijn liederen door veel beroemde artiesten zoals Bruce Springsteen, Meat Loaf en Rod Stewart zijn uitgevoerd, blijft Tom Waits een cultartiest, altijd buiten de mainstream.
Jeugd
Waits, zoon van Jesse Frank Waits en Alma Fern, groeide tezamen met twee zussen Terri en Cynthia op in Whittier, een stad in het zuiden van Californië. Op school leerde hij bugel en gitaar spelen, terwijl zijn vader hem ukelele leerde. Na de scheiding van zijn ouders verhuisde Tom met zijn moeder en zussen naar Chula Vista, een middenklasse voorstad van San Diego. Waits volgde de O'Farrell Community School, waar hij frontman was van een schoolband, de Systems. Waits schreef zich in voor een studie fotografie op het Southwestern Community College van Chula Vista. Hij bleef zijn muzikale interesses in rhythm-and-blues, soul, countrymuziek en folk nastreven en nam pianolessen. Hij begon de folk-podia rond San Diego te bezoeken en raakte betrokken bij de folk-scene van die stad. Ook schreef Waits in deze periode zijn eerste nummers, o.a. Ol'55 (een Cadillac uit 1955), later gecoverd door o.a. de Eagles en Nick & Simon en Hope That I Don't Fall In Love With You. Omdat San Diego weinig perspectief op een verdere carrière in de muziek bood, begon Waits te reizen naar de Troubadour in Los Angeles.
De beginjaren 1972-1976
Waits' carrière begon in 1971 toen hij naar Los Angeles verhuisde. Op maandagen trad hij op in de Troubadour, waar hij een contract kreeg aangeboden door Herb Cohen, de manager van onder anderen Frank Zappa. Cohen gebruikte wel het songmateriaal van Waits, maar de opnames uit die periode zijn pas in 1991 en 1992 uitgebracht bij Rhino Records, onder de naam The Early Years, Volume One en The Early Years, Volume Two. Tijdens een optreden in de Troubadour ontmoette Waits David Geffen, die hem in 1972 een platencontract bezorgde bij zijn Asylum Records. Geproduceerd door Jerry Yester (ex-The Lovin' Spoonful) werd in de lente van 1972 Closing Time opgenomen. Voor de eerste sessies werden drummer John Seiter en jazzbassist Bill Plummer ingehuurd. In 1973 kwam het album uit. De intro van "Midnight Lullaby" leent teksten van het Engelse kinderliedje "Sing a Song of Sixpence", een gewoonte van componeren die Waits zijn hele leven zou volgen. Het melancholieke album kreeg goede kritieken, maar kreeg pas echt aandacht toen The Eagles in 1974 Ol' '55 opnamen. Waits zelf vond hun versie een beetje antiseptisch. Om zijn debuut te promoten, tourde Waits met een driekoppige band langs de Amerikaanse oostkust, waar hij het voorprogramma was van meer gevestigde artiesten.
Begin 1974 vroeg Geffen Waits een meer jazzy tweede album. Hij selecteerde Bones Howe als producer. Het was het begin van een decenniumlange samenwerking tussen Howe en Waits. De opnames voor The Heart of Saturday Night vonden plaats in april en mei van dat jaar. De titelsong van het album was een eerbetoon aan Jack Kerouac. Het album bevatte voornamelijk sentimentele liedjes half gezongen, half gesproken met een zachte jazz-begeleiding met als onderwerp het Amerikaanse nachtleven. Zijn album Nighthawks at the Diner uit 1975 is opgenomen in de Record Plant Studio, maar met een klein publiek om de sfeer van een liveshow na te bootsen. Op het album staan ook lange gesproken stukken, zoals hij ook tijdens live-optredens met het publiek praatte. Van maart tot mei 1976 tourde hij door de VS, en vertelde interviewers dat die ervaring zwaar was en dat hij te veel alcohol dronk. In mei begon hij aan zijn eerste tournee door Europa, waarbij hij optrad in Londen, Amsterdam, Brussel en Kopenhagen. Bij zijn terugkeer naar Los Angeles verhuisde Waits - net als zijn vriend Chuck E. Weiss - naar het Tropicana-motel in West Hollywood, een plaats met een reputatie in rockmuziekkringen.
Small Change en Foreign Affairs: 1976–1978
In juli 1976 nam Waits het album Small Change op, opnieuw geproduceerd door Howe. Het album werd in de pers goed ontvangen en het was zijn eerste album dat de Billboard Top 100 bereikte. Hij ging op tournee om het nieuwe album te promoten, gesteund door de band Nocturnal Emissions (Frank Vicari, Chip White en Fitz Jenkins). In juli en augustus 1977 nam Waits zijn vierde studioalbum Foreign Affairs op. Het album bevatte "I Never Talk to Strangers", een duet met Bette Midler, met wie hij een relatie kreeg. In die periode begon Waits daarna een relatie met de singer-songwriter Rickie Lee Jones; hun werk en stijlen beïnvloedden elkaar. In oktober 1977 tourde hij opnieuw met de Nocturnal Emissions; het was tijdens deze tour dat hij voor het eerst rekwisieten op het podium begon te gebruiken, in dit geval een straatlantaarn. Gedurende deze jaren probeerde Waits zijn carrière verder te verbreden met andere projecten dan alleen muziek. Hij raakte bevriend met acteur en regisseur Sylvester Stallone en maakte zijn filmdebuut als cameo in Stallones Paradise Alley (1978); Waits verscheen als een dronken pianist genaamd Mumbles.
Blue Valentine en Heartattack and Vine: 1978–1980
In juli 1978 begon Waits de opnamesessies voor zijn album Blue Valentine. Halverwege de sessies verving hij zijn muzikanten om een minder jazz-georiënteerd geluid te creëren. Hij schakelde over van een piano naar een elektrische gitaar als zijn hoofdinstrument. Voor de achterkant van het album gebruikte Waits een foto van hemzelf en Jones, leunend tegen zijn auto, een Ford Thunderbird uit 1964, de foto gemaakt door Elliot Gilbert. Van het album werd Waits' eerste single uitgebracht, een uitvoering van "Somewhere", uit de musical "West Side Story", maar het haalde de hitlijsten niet. Nadat Geffen Asylum verkocht had, ging het label verder onder de naam Elektra/Asylum Records. Waits raakte ontevreden over de koers, die het nieuwe label ging varen, maar had contractueel nog een album voor hen te maken. Het werd Heartattack and Vine, met het later door Bruce Springsteen beroemd geworden nummer Jersey Girl. Waits schreef het nummer in een periode waarin hij in New York woonde en verliefd werd op Kathleen Brennan, die hij eerst had leren kennen bij zijn filmdebuut bij Sylvester Stallone, en later bij Francis Ford Coppola, voor wie zij als script-analist werkte.
Begin filmcarrière
Waits' lange werkrelatie met Francis Ford Coppola begon in 1980, toen die hem vroeg de muziek voor de film One from the Heart te schrijven. Het opnemen van de soundtrack - de laatste samenwerking tussen Howe en Waits - legde een nieuwe weg voor Waits open; Howe herinnert zich hoe hij een orkest dirigeerde bestaande uit autoclaxons en percussietracks maakte door op wieldoppen te bonzen. De geluiden waren een voorbode van Waits' latere geluidsexperimenten op platen als SwordfishTrombones en Mule Variations. De film was geen commercieel succes, maar Waits kreeg wel een nominatie voor de 1982 Academy Award for Original Music Score.
Waits speelde kleine rollen in sommige andere Coppola-films, onder andere The Outsiders, The Cotton Club en in Dracula. Na de geboorte van een dochter verhuisden Waits en Brennan naar New York, waar zij Jim Jarmusch leerden kennen, in wie Waits een verwante geest vond. Jarmisch schreef zijn film Down by Law met een hoofdrol voor Waits (en saxofonist John Lurie, die de meeste muziek schreef) in gedachten. De derde hoofdrol was voor Roberto Benigni. De soundtrack van de film bevat twee songs van Waits' album Rain Dogs. Hij werkte daarnaast ook met andere regisseurs, zoals Robert Altman, en leende zijn stem als verteller. Samen met zijn vrouw Kathleen Brennan schreef Tom Waits de surrealistische concertfilm Big Time. Hij trad er ook in op.
De eerste Island-jaren 1983-1986
Waits brak niet alleen de samenwerking met Bones Howe af - weliswaar in harmonie - maar ook die met Herb Cohen, die hij beschuldigde van oplichting, en ook die met Asylum, die geen interesse meer hadden in zijn nieuwste songmateriaal. Chris Blackwell van Island Records bood hem aan Swordfishtrombones uit te brengen. Het album heeft geen strijkers en veel minder pianowerk dan zijn vorige albums; in plaats daarvan waren de dominante geluiden op de plaat lagetonenhoorns, basinstrumenten, percussie en close-miked arrangementen (de meeste door Waits) die soms beter werden omschreven als 'soundscapes'.
Ook zijn andere albums uit het midden van de jaren tachtig, Rain Dogs en Frank's Wild Years, hebben alle tot op zekere hoogte een eclectische instrumentatie waarin hij vaak de blazerspartijen uit de soulmuziek samenvoegde met stukken avant-gardepercussie of de distorted gitaarklanken van Marc Ribot. Rain Dogs werd opgenomen en uitgebracht in 1985. Naast Marc Ribot wordt op gitaar ook meegewerkt door Keith Richards.
Het nummer Downtown Train werd een bescheiden succes in de versie van Patty Smith, maar de versie van Rod Stewart bereikte wereldwijd topposities.
Frank Wild Years startte als een theaterstuk, dat in 1986 drie maanden in Chicago uitgevoerd werd, met Waits zelf als het personage Frank. Een album van de muziek werd in 1987 uitgebracht. Frank Wild Tears en zijn latere projecten demonstreren zijn interesse in het theater, wat tot een enigszins succesvolle acteercarrière en soundtrackwerk heeft geleid.
The Black Rider, Bone Machine, en Alice: 1989–1998
Waits besprak in 1989 met opera- en theaterregisseur Robert Wilson het idee voor een "cowboy-opera" : The Black Rider. Het zou gebaseerd worden op een Duits volksverhaal, zoals ook bekend is van de opera Der Freischütz. Waits zou de muziek voor het stuk schrijven, en op voorstel van Allen Ginsberg benaderden Waits en Wilson de Beat-dichter William S. Burroughs om het stuk te schrijven. Burroughs stemde ermee in om zich bij hun project aan te sluiten. Waits reisde in mei 1989 naar Hamburg om aan het project te werken, en werd daar later vergezeld door Burroughs. De première van Black Rider ging in maart 1990 in het theater Thalia in Hamburg, gevolgd door uitvoeringen o.a. in Parijs. In 2004 startte het opnieuw een wereldtournee beginnend in Londen met in de hoofdrollen o.a. Marianne Faithfull en acteur Matt McGrath. De muziek werd op album uitgebracht in 1993. Na een periode, waarin Waits veel filmwerk deed, verscheen in 1992 weer een studio-album:Bone Machine, een album waarop Waits zelf veel drumwerk verzorgde. Gastmusici waren o.a. David Hidalgo, Les Claypool en Keith Richards.
De samenwerking met Wilson werd door Waits voortgezet met Alice, gebaseerd op de relatie van de schrijver Lewis Carroll met Alice Liddell, die de inspiratie had geleverd voor Alice in Wonderland en Through the Looking Glass. Net als The Black Rider ging het stuk in Hamburg in première. Het album met de muziek van het stuk zou pas later - niet meer bij Island Recordings - bij Epitaph Records, onder het Anti sub-label uitkomen. Na de geboorte van zijn derde kind, besloot Waits meer tijd bij zijn gezin door te brengen. Drie jaar lang wees hij alle aanbiedingen om optredens te geven of in films te verschijnen af. Hij maakte echter verschillende cameo's en gastoptredens op albums van muzikanten die hij bewonderde. In 1998 bracht Island Beautiful Maladies uit, een compilatie van 23 Waits-nummers van zijn vijf albums op het label; hij had de nummers zelf mogen uitkiezen. Dat jaar produceerde en financierde Waits ook het album van Chuck E. Weiss, Extremely Cool, als een gunst aan zijn oude vriend.
Mule Variations en Woyzeck: 1999–2003
Nadat zijn contract met Island afliep, besloot Waits niet tot verlenging, vooral omdat Blackwell ontslag had genomen bij het bedrijf. Hij tekende bij het kleine platenlabel Anti-, dat onlangs was gelanceerd als een sublabel van het punklabel Epitaph Records. In maart 1999 bracht Anti- zijn album Mule Variations uit. Waits nam de nummers in de periode vanaf juni 1998 op bij Prairie Sun. De nummers hadden vaak als onderwerp het landelijke leven in de Verenigde Staten en werden beïnvloed door de vroege blues-opnames gemaakt door Alan Lomax; Waits bedacht de term "surrural" ("surrealistisch" en "landelijk") om de inhoud van het album te beschrijven . Bij de release bereikte Mule Variations nummer 30 op de Amerikaanse Billboard 200, wat de hoogste positie was, die een Waits-album bereikte. Het album werd door de kritiek goed ontvangen en werd door Mojo Magazine uitgeroepen tot "Album of the Year", het kreeg een Grammy Award voor Best Contemporary Folk Album. In 1999 verscheen hij ook in de Kinka Usher-film Mystery Men, een parodie op een stripboek, waarin hij Dr. A. Heller speelde, een excentrieke uitvinder die in een verlaten pretpark woont. In 2000 produceerde Waits Wicked Grin, het album uit 2001 van zijn vriend John Hammond; het album bevatte verschillende covers van Waits-nummers.
Eveneens in 2000 begon Waits met het schrijven van liedjes voor Wilsons productie van het Georg Büchner-toneelstuk Woyzeck, dat in november van start zou gaan in het Betty Nansen Theater in Kopenhagen. Hij werkte aanvankelijk thuis aan de nummers voordat hij in oktober naar Kopenhagen reisde voor repetities. Waits verklaarde dat hij het stuk leuk vond omdat het "een proletariaatverhaal was ... over een arme soldaat die door de regering wordt gemanipuleerd". Hij besloot vervolgens de nummers die hij voor zowel Alice als Woyzeck had geschreven op te nemen en op aparte albums te plaatsen. Voor deze opnames haalde hij een scala aan jazz- en avant-gardemuzikanten uit San Francisco van stal. De twee albums, getiteld Alice en Blood Money, werden gelijktijdig uitgebracht in mei 2002. Alice kwam de Amerikaanse albumlijst binnen op nummer 32 en Blood Money op nummer 33.
Real Gone en Orphans: 2004–2011
In 2004 werd Waits' vijftiende studioalbum, Real Gone, uitgebracht. Waits had het opgenomen in een verlaten schoolgebouw. Biograaf Hoskyns noemde het album Waits' "ruigste, meest onverzorgde muziek tot nu toe". Waits deed aan beatboxing op dit album, een techniek die hij had opgepikt uit zijn groeiende interesse in hiphop. Biograaf Humphries karakteriseerde het als "het meest openlijk politieke album uit de carrière van Waits". Het bevatte drie zeer politieke liedjes die Waits' woede uitten over het presidentschap van George W. Bush en de Irakoorlog.
Waits pikte na een aantal jaren ook zijn filmcarrière weer op. Hij speelde een kleine rol als chauffeur in Tony Scotts film Domino uit 2005. Dat jaar verscheen hij als zichzelf (als zanger) in Benigni's film La tigre e la neve (The Tiger and the Snow), waarvoor Waits naar Italië was gereisd. Hij vervolgde dit met een optreden als een engel die zich voordeed als een zwerver in de film uit 2007 Wristcutters: A Love Story. In de zomer van 2006 begon Waits een korte tour onder de naam Orphans. Zijn zoon Casey speelde met hem in de band die hem op de tour vergezelde. In november 2006 bracht hij Orphans: Brawlers, Bawlers & Bastards uit, een boxset van 54 nummers met rariteiten, onuitgebrachte nummers en nieuwe composities. Waits beschreef de inhoud als "liedjes die tijdens het koken achter het fornuis vielen". In 2009 speelde Waits de rol van Mr. Nick, een verpersoonlijking van de duivel in The Imaginarium of Doctor Parnassus van Terry Gilliam.
Bad as Me en later werk: 2011–heden
In oktober 2011 werd het album Bad as Me door Anti- uitgebracht. Voorafgaand was er al een streamingversie, en de titelsong was uitgebracht bij ITunes. In 2018 speelde Waits een rol in The Ballad of Buster Scruggs, een anthologiefilm in zes delen van Joel en Ethan Coen. Waits speelt een goudzoeker in het deel All Gold Canyon.

website
HvD home