De Small Faces was een Britse rockgroep uit de jaren zestig van de 20e eeuw. Samen met The Who speelden ze een aanzienlijke rol in de Modbeweging. De voornaamste leden waren Steve Marriott, Ronnie Lane en Kenney Jones. Hun debuutsingle, Whatcha Gonna Do About It, geschreven door Ian Samwell, kwam uit in 1965 en was een kleine hit in eigen land. Hun volgende single, I've Got Mine, haalde de hitparades niet, en toetsenist Jimmy Winston verliet de band. Ian McLagan nam zijn plaats in. In het voorjaar van 1966 hadden ze hun eerste grote hit vast in Engeland met Sha-La-La-La-Lee, een nummer van Mort Shuman. In de zomer van dat jaar piekte hun populariteit toen All or Nothing de top van de Britse hitlijsten haalde, achteraf gezien hun enige nummer 1-hit in eigen land. Hun eerste album, Small Faces, kwam ook uit in 1966 en bleek erg succesvol te zijn. Begin 1967 ruilden ze Decca Records in voor het Immediate Records label van Rolling Stones-producer Andrew 'Loog' Oldham. In de fameuze Summer of Love brachten ze het nummer uit waar ze nog altijd bekend om zijn: Itchycoo Park. Dit psychedelische lied werd vooral gekenmerkt door een pril gebruik van phasing. Meer... |
Faces (met Rod Stewart) |
De opvolger Tin Soldier gaat door als een van de krachtigste rocksongs aller tijden. In 1968 kwam hun inmiddels vierde album uit, Ogdens' Nut Gone Flake, waarvan een kant was gebaseerd op een sprookje. Het album kreeg uitstekende kritieken, behaalde in Engeland de eerste plaats en zorgde zo voor een tweede hoogtepunt in hun carrière. Op het album kwam ook de eerder al succesvolle hitsingle Lazy Sunday te staan. De zin "Lazy sunday afternoon... I've got no mind to worry, close my eyes and drift away...." geeft een treffend beeld van de flowerpowerperiode. De elpee stak in een ronde hoes. Deze hoes kon worden opengeslagen en gaf dan de binnenkant van een tabaksdoos te zien, compleet met een pakje vloeitjes. Verder uitgevouwen werden vier zwart-witfoto's zichtbaar van de afzonderlijke groepsleden, die enigszins schuil gingen achter een gordijn van sigarettenrook. Daarna brachten de Small Faces nog twee singles uit, maar noch het lijzige en folksy The Universal noch het hartverscheurende Afterglow of your love (waarvoor geen promotie werd gevoerd gezien de band al was ontbonden) konden het commercieel succes van Lazy Sunday evenaren. Toen Marriott in 1969 plotseling de band verliet om, met onder anderen Peter Frampton (ex-The Herd), de supergroep Humble Pie op te richten, probeerden de overige leden de Small Faces voort te zetten en rekruteerden daartoe Rod Stewart en Ron Wood. Kort daarna veranderden ze hun naam in de Faces. In de eerste helft van de jaren zeventig scoorden ze, vooral live, heel veel succes. Stewarts solocarrière kwam stilletjes aan meer en meer op de voorgrond. In 1977 kwamen de Small Faces voor korte tijd weer bij elkaar, zonder Ronnie Lane. Rick Wills verving hem op bas. Wills ging later 13 jaar lang bas spelen bij Foreigner. De meeste nummers van de Small Faces werden geschreven door zanger-gitarist Steve Marriott en bassist Ronnie 'Plonk' Lane. Deze talentrijke tandem is al geruime tijd overleden: Marriott kwam om in een huisbrand in 1991, Lane stierf in 1997 aan multiple sclerose. Eind 2014 overleed toetsenist Ian McLagan ten gevolge van een beroerte. Samenstelling: Steve Marriott - zang, gitaar (1965–1969, 1975–1978) Ronnie Lane - basgitaar, zang (1965–1969, 1975) Jimmy Winston - toetsen (1965) Kenney Jones - drums (1965–1969, 1975–1978) Ian McLagan - toetsen, zang (1966–1969, 1975–1978) Rick Wills - basgitaar (1976–1978) Jimmy McCulloch - gitaar (1977) |